Ze slaapt. Op mijn schouder. Flesje, boertje, en ineens hoor ik haar snurken in mijn oor. Ik zou haar natuurlijk weg moeten leggen. Zeven uur, slaapzakje aan, rust, regelmaat en meer van dat soort dingen. Maar ik doe het niet. Ik sla een dekentje om haar heen en ik laat haar gaan. Ze doet dit bijna nooit meer, slapen op mijn borst, koppie op mijn schouder. En dus koester ik het moment.
Het gaat allemaal zo snel. Het lijkt als gisteren dat ik met mijn mini-meisje thuis zat. Aan het bijkomen van de bevalling. Een marathon waarvoor ik duidelijk niet getraind had. Zittend op de bank kreeg alles een plekje. Kleine kontje leunend op mijn arm en het hoofdje onder mijn kin. Zo klein. Van de week las ik nog even de whatsapp berichtjes door van 19 december. Dat moment dat ik de wereld eindelijk kon vertellen dat ze er was, dat ze Kate heette en dat alles goed was gegaan, ik vond het zo bijzonder. Uitgeput, maar trots als een pauw, de veertien uur rugweeën al bijna vergeten.
Toch al weer bijna twintig weken geleden.
Over anderhalve week is ze vijf maanden. Ze eet al kleine beetjes fruit en groente, rolt om naar links en naar rechts, zit steeds meer rechtop en vandaag heeft ze het, ja hoe zullen we het noemen, bellenblazen-spuug-spetteren ontdekt. De hele avond al. Onafgebroken pruttelen. Wat een leuk spelletje. Ze heeft het meteen ook maar even aan opa laten zien. Die vanaf het schermpje vrolijk terug spetterde. Telefoon nat, kleertjes nat, bed nat. Maar gelukkig aan papa’s kant.
Inmiddels half acht. Toch maar naar bed. Misschien kan ik haar zo zachtjes weg leggen. Ik sta op en meteen kijken grote blauw-groene ogen me aan. Een brede glimlach komt te voorschijn. Jammer. Dan nog maar even een beetje knuffelen, pyama’tje aan, doekje erbij en dan toch echt lekker slapen.
Morgen weer bellen blazen.
De mama van Kate